burgers en stoommachines

De zilverfabriek

Wanneer je vanuit Leiden naar Voorschoten rijdt, ligt bij binnenkomst van het dorp aan je rechterhand de zilverfabriek. Het witte gebouw is herkenbaar aan de langgerekte vorm met trapgevels aan beide uiteinden. De oprichter van de fabriek was de uit Utrecht afkomstige zakenman Johannes M. van Kempen III (1814-1877). Zijn werkplaats daar was te klein geworden en de gemeente Utrecht gaf geen toestemming voor zijn uitbreidingsplannen. Daarom verhuisde hij met zijn gezin in 1857 naar Voorschoten, waar hij wel de mogelijkheid kreeg om zijn grootse plannen uit te voeren. Hij kocht de buitenplaats Berbice en het ernaast gelegen terrein. Hier liet hij zijn zilverfabriek bouwen.

De betekenis van de zilverfabriek voor Voorschoten

De komst van de zilverfabriek zou Voorschoten een geheel ander aanzien geven. Vanaf het begin – in 1858 – ging het zakelijk goed met het bedrijf; er moest regelmatig worden uitgebreid, totdat het gebouw rond 1900 zijn uiteindelijke vorm kreeg. Johannes van Kempen III was niet alleen een slimme zakenman maar vanuit zijn christelijke levensovertuiging ook een sociaal bevlogen man.

 

Van Kempen wilde een moderne fabriek met machines die op stoom werden aangedreven. Arbeiders werkten niet in het donker: grote ramen en gasverlichting waren niet alleen prettig, maar leidden ook tot langere werkdagen.

Van Kempen zorgde ondanks die lange werkdagen wel degelijk voor goede leefomstandigheden van de eigen werknemers, onder andere door het oprichten van een ziekenfonds, een weduwenfonds en een pensioenfonds. Ontspanning verkreeg men door zich bij de muziekvereniging Benvenuto aan te sluiten; de muziekinstrumenten werden betaald door de firma. Bovendien maakte het voltallige personeel iedere zomer een gezamenlijk uitstapje in het land op kosten van de zaak met behoud van loon. De nazaten van Johannes van Kempen zetten de zaak op dezelfde voet voort. Zij lieten rond 1900 onder andere een wooncomplex met 14 huizen bouwen – het St. Nicolaaspark – (nu stukje Leidseweg tot aan de Hofweg) en een vijftal huizen naast de zilverfabriek voor het hogere personeel (in de volksmond “De Inktpot” geheten). Mensen werkten graag bij de zilverfabriek – van generatie op generatie.

De zilverfabriek

In 1919 fuseerde het bedrijf met twee andere bedrijven. Na een reorganisatie in 1924 werd Carel Begeer (1883-1956) benoemd tot Directeur-Generaal van de Koninklijke Nederlandsche Edelmetaal Bedrijven Van Kempen, Begeer en Vos (K.N.E.B.), kortweg De zilverfabriek. Carel Begeer kwam in 1919 met zijn jonge gezin vanuit Utrecht in de pas gebouwde villa “De Vosjes” in Wassenaar te wonen. Pas in 1937 zou hij met zijn gezin op Berbice gaan wonen. De familie Van Kempen was ondertussen naar Den Haag verhuisd. Carel Begeer was veel meer een kunstenaar dan een zakenman. Zijn artistieke opleiding als zilversmid had hij genoten in Duitsland, dat toen aan de basis stond van het industrieel productontwerp. Begeer wilde producten ontwerpen die kunstzinnig verantwoord waren en trok daarvoor (internationale) kunstenaars aan. In 1927 kwam de Oostenrijkse ontwerpster Christa Ehrlich (1903-1995) bij de zilverfabriek in dienst. Haar ontwerpen waren van een hoge artistieke waarde. Zij ontwierp onder andere nieuwe vormen voor bestek die machinaal te vervaardigen waren. In 1937 werd de Duitse Emmy Roth-Urias (1885-1942) door Carel Begeer binnen het bedrijf gehaald. Zij werkte, net als Christa Ehrlich, in een ‘zakelijke’ stijl. Haar ontwerpen waren uiterst functioneel en geschikt voor het gebruik in het huishouden. De – soms unieke – voorwerpen die Carel Begeer uit zijn periode als directeur van de zilverfabriek liet uitvoeren, staan nog altijd hoog aangeschreven. In 1948 werd Bas Begeer, de zoon van Carel Begeer, directeur van de zilverfabriek. Na een fusie werd de uit Oostenrijk afkomstige kunstenaar Gustav Beran zijn opvolger. In 1985 vertrok de fabriek uit het monumentale gebouw en verhuisde naar Zoetermeer.

De zilverfabriek heeft Voorschoten veel geschonken; niet alleen werkgelegenheid maar ook sociale voorzieningen en saamhorigheidsgevoel. Voorschotenaren zijn er trots op zo’n fabriek aan het begin van hun dorp te hebben.


De Zilverfabriek

voorschoten 036
Johannes M. van Kempen III