De bloembollencultuur heeft vanaf het midden van de 19de eeuw tot ruim een eeuw daarna het beeld van het landschap van Voorschoten bepaald. De bloembollenteelt was winstgevender dan die van bloemen of groenten en bood werkgelegenheid aan vele landarbeiders. Na de Tweede Wereldoorlog maakten de kleurrijke bollenvelden plaats voor huizen. Slechts enkele directiewoningen en een bewaard gebleven bollenschuur zijn nog getuige van deze tak van landbouw.
Gevestigde bloemenkwekers en middenstanders waagden de stap om met deze winstgevende teelt te beginnen. De bollen werden gepoot op de zandgronden gelegen in het gebied vanaf de Bijdorpstraat tot aan de grens met Leidschendam. De gronden werden gehuurd van de kasteelheer van Duivenvoorde. Het bollengebied werd kort na 1900 uitgebreid naar het noorden van het dorpscentrum, tussen de Elstlaan en de Mozartlaan.
Omvang
In 1890 telde Voorschoten ongeveer 15 bollentelers en in 1906 al meer dan 35. In de dertiger jaren verkochten veel kleine ondernemers hun bedrijf aan de grotere, zoals die van Van Eggink (22 ha), Gerritsen (10 ha) en De Bruin (8 ha). De overige bollentelers hadden stukken land van 4 tot 2 hectare in gebruik.
Werkgelegenheid
Werkgelegenheid
De bollenteelt bood de Voorschotenaren veel werkgelegenheid, zeker in het hoogseizoen. Er moest veel en zwaar werk worden verricht, want de grond moest om de zoveel jaar heel diep worden omgespit om plantenziekten te voorkomen. In jaren van slechte oogst, ziekten en afzetproblemen werden veel arbeiders ontslagen. Gedurende de wintermaanden was het voor de ondernemers moeilijk om personeel aan te houden.
Vakbonden deden in 1920 een beroep op de werkgevers om mee te werken aan betere arbeidsvoorwaarden voor de werknemers. De bollenboeren gaven daar geen gehoor aan.
Dat leidde tot een staking waaraan 120 arbeiders deelnamen. Voor het personeel van de firma Eggink en de firma De Bruin leverde de actie een financiële verbetering op, voor de anderen niets. Een aantal stakers begon toen maar een eigen bedrijf.
Bollenschuren
Bollenschuren
De bollenschuur nam in het productieproces een belangrijke plaats in. Hierin werden de bollen gepeld, gedroogd, gesorteerd en verpakt voor de verkoop. De eerste bollentelers begonnen in het klein en gebruikten bestaande schuren. In de periode 1888-1925 groeit het aantal bollenschuren naar maar liefst 27, gelet op de aanvragen bij de gemeente om bollenschuren te bouwen. Het begon met de vergunning aan J.P. Schmal in 1888 die achter zijn huis Voorstraat 54 een kleine bollenschuur liet bouwen. De in 1931 gebouwde bollenschuur van B. Hoogwerff Kroon, aan de Veurseweg 265, is als enige bewaard gebleven. De statige woonhuizen van de ‘bollenboeren’ bestaan nog wel, zoals de villa’s aan de Veurseweg 22 en 81 en de Leidseweg 53 en 111.
Bronnen
Sloof: ‘Bloembollen tussen Vliet en Duinen’ in: Voorschotense Verhalen deel 2 Voorschoten 2015, blz. 27-41.
Arnoldus: ‘Bollenteelt’ in: De geschiedenis van Holland 1795-2000 deel 3a Hilversum 2003, blz. 214-219.
Bueren: Voorschoten in bloei. De ontwikkeling van de bloembollencultuur in Voorschoten Doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Leiden 1983.