Nederland
De 19de eeuw is de eeuw van de Industriële Revolutie en van de moderne parlementaire democratie; de grondrechten van de burgers werden vastgelegd in de Grondwet van 1848. De Industriële Revolutie kwam in Nederland relatief laat op gang. Kolen en ijzer waren in het land van windmolens niet voorhanden. Het in 1815 ingestelde Koninkrijk Nederland was als gevolg van de Franse bezetting en de handelsblokkade met Engeland verarmd aan de nieuwe tijd begonnen. Ondanks de nieuw ingestelde burgerrechten profiteerden aanvankelijk slechts weinigen van de herwonnen onafhankelijkheid.
In de 19de eeuw hadden de boeren en arbeiders het nog lang zwaar. Pas aan het eind van deze eeuw kregen ook zij het iets beter. De zogenoemde Verelendung van de fabrieksarbeider (het in steeds slechtere sociale omstandigheden raken) in de 19de eeuw is genoegzaam bekend: kinderarbeid, besmettelijke ziektes, alcoholisme en lange werkdagen. De boeren hadden te maken met besmettelijke veeziektes, zoals de veepest in 1840 en kregen lage prijzen voor hun producten. Maar ook de elite, weliswaar op een ander niveau, kreeg het zwaarder. De voorname familiebuitens kwamen in andere handen, omdat er geen of juist te veel erfgenamen waren, waarbij de huizen die er nog waren dikwijls werden gesloopt.
Ondanks de langzame start werd toch ook Nederland opgestoten in de vaart der volkeren. In 1839 werd de eerste spoorlijn aangelegd – de locomotief nog op stoomkracht – tussen Amsterdam en Haarlem. Voorschoten kreeg haar eerste stationsgebouw al in 1843. Daarmee was Voorschoten niet alleen meer via de Vliet goed bereikbaar, maar ook over het spoor, uiterst gunstig gelegen tussen de afzetgebieden van Den Haag en Leiden.
Voorschoten
Waar de oude elite in Voorschoten langzaam wegkwijnde, daar ontstond in de 19de eeuw tegelijkertijd een klasse nieuwe rijken, fabrikanten als Van Kempen, de stichter van de beroemde Zilverfabriek in 1858, maar ook de uitbaters van de tabaksculturen in Indonesië. Tot deze laatste categorie behoorde Johannes Fahrensbach die in 1863 met zijn gezin vanuit Amsterdam het landgoed Bijdorp kwam bewonen.
Als vroom katholiek belichaamde Fahrensbach ook een heel ander aspect van de 19de eeuw, namelijk het hernieuwde zelfbewustzijn van de Roomse kerk. Deze was tot ver in de 19de eeuw weliswaar gedoogd, maar na de Spaanse overheersing beslist niet van harte. In 1853 werd besloten tot het herstel van de zogenoemde Bisschoppelijke Hiërarchie. Eigen kerken – geen schuilkerken meer – en eigen scholen waren het gevolg. In Voorschoten kreeg het katholiek reveil gestalte door de bouw van de Laurentiuskerk, een vroeg voorbeeld van de neogotiek in Nederland uit 1868 en de stichting van het klooster op het oude landgoed van Bijdorp. Bij beide projecten speelde het echtpaar Fahrensbach een belangrijke rol.
Dat Bijdorp uiteindelijk zou uitgroeien tot een van Voorschotens voornaamste onderwijsinstellingen is niet heel toevallig. Het was de optelsom van de ontwikkelingen in de gemeente in de 19de eeuw: het vrijkomen van de oude landhuizen en een behoorlijk aantal jongens en meisjes uit gegoede kringen. De kostschool – uiteraard van de betere soort – is een van de meest in het oog vallende 19de-eeuwse instellingen in Voorschoten, een instelling die tot voor kort onlosmakelijke met de gemeente verbonden was.
Ook het agrarisch landschap verschoot letterlijk van kleur in de 19de eeuw. De bloembollenteelt bleek veel lucratiever dan andere land- en tuinbouwbedrijvigheid. De winsten werden echter ongelijk verdeeld. De landarbeiders waren in deze eeuw niet beter af dan de fabrieksarbeiders. Tussen alle boeren, arbeiders, fabrikanten en adellijke families woonden in Voorschoten ook gewone burgers. Deze middenklasse vormde van oudsher het cement van de dorpsgemeenschap. Een van die families uit de middenklasse zou maar liefst drie befaamde Nederlanders voortbrengen, drie broers uit een gezin, de familie Treub, geëerd met een gevelsteen aan de naar hen vernoemde Treubstraat nummer 15.
Bronnen
J. Moes, Onder aristocraten, Over hegemonie, welstand en aanzien van adel, patriciaat en andere notabelen in Nederland, 1848-1914, Hilversum 2015
Leidseweg gezien in de richting Leiden, rechts villa Helvetia, het woonhuis met de luiken, 1903. VS01504 / VS09543