pruiken en revoluties

Landhuizen en buitenplaatsen

landhuizen en buitenplaatsen kunst

In de 17de eeuw ontstonden de Hollandse buitenplaatsen, veelal gesticht door vermogende kooplieden. Hun nazaten, meer regenten en renteniers, vergrootten en verfraaiden de aanvankelijk bescheiden huizen en tuinen aanzienlijk. Zo werd de buitenplaats Berbice aan de Leidseweg 221 door Cornelis Denijs in 1739 voorzien van uitbouwen aan de voor- en achterzijde, die aan de voorzijde met een uurwerk. Rond 1780 werd het huis bekleed met natuurstenen gevelplaten, als uiting van (toegenomen) rijkdom. Even verder aan de Leidseweg werd in 1770 op Ter Wadding een nieuw statig buitenhuis gebouwd te midden van een park met twee tuinkoepels. Het sierlijke kuifstuk met de asymmetrische ornamenten boven de entree – evenzeer rijk versierd – is in de stijl van Lodewijk XV, op dat moment in de mode. Andere nieuwe eigenaren zagen echter geen heil meer in het kostbare onderhoud van de huizen en lieten ze eenvoudigweg afbreken. De afkomende bouwmaterialen leverden nog een aardig bedrag op. Zo werd Zuiderveen, in 1732 nog opgenomen in ‘Rhynlandse fraaiste gezichten’ in 1735 al weer gesloopt. In het zelfde decennium volgden Rosenburgh (1736), Overveen (ca. 1740), Haagwijk (1743) en Ter Lips (1743/1744). Een generatie later viel het doek voor Hofvliet en Roosenhorst.  Vanaf het eind van de 18de eeuw, toen de patriotten de overhand kregen, raakten nog meer statige huizen in verval en was de kaalslag compleet. In Voorschoten bleef de schade relatief beperkt. Berbice en Ter Wadding zijn nog in een min of meer 18de-eeuwse staat te bewonderen en ook Bijdorp en Beresteyn zijn rudimentair nog herkenbaar in de huidige gebouwen. Overigens bleven de eenvoudiger boerderijen en bijgebouwen dikwijls wel bestaan.

Eind 18de eeuw raakte de vroege landschapstijl in de mode. In 1772 kocht de Leidse lakenhandelaar en regent mr. Pieter Jan Marcus (1736-1811) de omvangrijke buitenplaats Vredenhoef (gesloopt). Zijn tweede echtgenote Ida Agatha Deutz (1750-1830) kon genieten van een nieuw aangelegd park met grote open weides, een langgerekte waterpartij met eilandjes en fraaie zichten op de Vliet. Zijn eveneens welgestelde zuster, Wilhelmina Catharina Marcus (1731-1790), kocht na het overlijden van haar echtgenoot mr. Nicolaas François  Willemsz. Twent (1740-1771) Huize Adegeest.  Ook zij legde er naar de laatste mode een landschapspark aan. Bij de verkoop in 1791 werd het park omschreven als een ‘Engelsch Plantsoen’, naar het land waar deze mode op was geïnspireerd. Aan de weg stonden een prieeltje, een toegangshek en dienstgebouwen. Restanten van de slingervijver met een eilandje zijn nog bewaard in het huidige wijkpark.

Mr. Pieter Chanquion, raad en schepen van de stad Leiden wilde niet achterblijven. Nadat hij in 1771 in bezit was gekomen van Huize Bijdorp, vergrootte hij het landgoed in 1793 met de aangrenzende boerderij Dorpswijk om er vervolgens een indrukwekkend, vroeg landschappelijk park aan te leggen. De hoofdstructuur van dit park met slingervijver is eveneens nog herkenbaar.

landhuizen en buitenplaatsen kunst