monniken en ridders

De oudste middeleeuwse nederzettingen

begrenzingen

Dat Voorschoten permanent bewoond is gebleven na de Romeinse terugtocht is een vermoeden dat door archeologische vondsten wordt onderbouwd. De eerste schriftelijke bron is opgesteld eind 9de eeuw, een lijst van bezittingen van de Utrechtse St. Maartenskerk (nu de Dom). Uit die lijst blijkt dat deze kerk diverse “mansi” (boerderijen) bezat in onder meer Lippinge (Ter Lips), Waddinghem (Ter Wadding), Fore (Veur), Forenburg (Voorburg) en Forschate (Voorschoten). “Fore” zou een vroegmiddeleeuwse naam van de Vliet kunnen zijn geweest en “schate” zou de naam zijn geweest van een uitspringend stuk hoger gelegen land.

Het domeinstelsel

Tot het jaar 1000 was het landgebruik en de landbouwproductie nog gebaseerd op het domeinstelsel (ook wel hofstelsel genoemd). Een domein bestond uit een centraal gelegen hoeve van de landsheer met daaromheen een aantal boerderijen van horige boeren (“aan het land gebonden, maar niet in bezit”). Ook waren er stukken grond in gemeenschappelijk gebruik, zoals de naam ‘ Allemansgeest’ bijvoorbeeld aangeeft. De horige boeren bewerkten ook het land van de landsheer.

Voorschoten behoorde samen met Valkenburg, Vlaardingen en Delft tot de plaatsen waar de eerste Hollandse jaarmarkten van Holland werd gehouden. Van die drie laatste plaatsen staat vast dat er een grafelijk hof was. Misschien is dat ook voor Voorschoten het geval geweest. De namen Noord- en Zuid-Hoflandse polders en de Hoflaan (in Zoeterwoude en Voorschoten) zouden daarvoor aanwijzingen kunnen zijn. De jaarmarkten werden door de graaf ingesteld om de landbouwproductie en handel van goederen binnen het graafschap te stimuleren.

Aanvankelijk bestuurden de graven van Holland hun gebied nog zelf. Naarmate het graafschap in omvang toenam, werd dit minder praktisch. Het graafschap werd daarom in de 12de en 13de eeuw opgedeeld in afzonderlijke plattelandsdistricten of ambachten. Er werden ambachtsheren aangesteld om deze districten te besturen. Het ambacht Voorschoten bestond uit vier blokken, waarin de tiende-belasting (belasting van 10% over de winst) werd geheven: Veur, Voorschoten, de Donk en de Wadding. Dat komt overeen met de vier nederzettingen, die in de 9de eeuw in de goederenlijst van Utrechtse Maartenskerk worden genoemd: Fore, Forschate, Lippinge en Waddinghem. Het 9de -eeuwse Lippinge zou op de Donk hebben gelegen, nabij het latere kasteel Ter Lips.

 

M.F.P. Dijkstra, Rondom de mondingen van Rijn & Maas; landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in het bijzonder de Oude Rijnstreek (proefschrift Universiteit van Amsterdam), Leiden 2011.

Forschate
12e-eeuwse kopie van de lijst van bezittingen van de Utrechtse St. Maartenskerk uit het einde van de 9e eeuw. Voorschoten wordt hierin ‘Forschate’ genoemd (regel 4).

begrenzingen
Op deze 17de-eeuwse kaart is de globale begrenzingen van de vier tiende-blokken die in het ambacht Voorschoten voorkomen: Veur (blauw), Voorschoten (groen), de Donk – Lippinge (geel) en de Wadding (rood). De oriëntatie is een kwartslag gedraaid, het noorden rechts.