regenten en vorsten

De Trekvaart

trekvaart bij betlhehem 18e eeuw lei001024063

Tot halverwege de 19de eeuw was vervoer over water verreweg de beste manier om mensen en goederen te verplaatsen. Vervoer over land was duur en traag, de wegen waren slecht en de trein was pas sinds kort aan een opmars begonnen. Begin 17de eeuw was er, door de aantrekkende economie, behoefte aan betere en snellere verbindingen. De trekschuitdiensten brachten uitkomst. Nodig waren een vaargeul en een trekweg, ook jaagpad genoemd (jagen: voorttrekken door een paard met begeleider). Delft was al geruime tijd bezig via Leidschendam een snellere verbinding met Leiden tot stand te brengen. Daarvoor moesten enkele taaie problemen worden opgelost op het traject Leidschendam – Leiden.

Problemen

De dam in de Vliet in Leidschendam was al sinds de Romeinen een obstakel. Vracht en personen moesten worden uitgeladen, de boot over de dam heengetrokken en alles weer ingeladen. Er was geen jaagpad. En er waren wedden (ondiepten) in de Vliet tussen Leidschendam en Leiden.

Voorschotense boeren voerden hun vee door die doorwaadbare plaatsen van en naar hun land aan de overkant en weigerden die op te geven. Maar toen de trekschuitdienst (1632) tussen Amsterdam en Haarlem een succes bleek, wilde Leiden niet achterblijven werd toenadering gezocht tot Delft.

De aanleg

In twee jaar werd het tracé uitgezet. Het jaagpad kwam vanaf Leidschendam aan de oostzijde van de Vliet, op Leids grondgebied. Hierdoor werden moeilijkheden met Voorschotense boeren bij de onteigeningen omzeild. Het jaagpad werd voorzien van dertien bruggen en duikers, die toegang gaven tot een vaarsloot achter het jaagpad. De boeren moesten hun vee en landbouwproducten nu met een boot overzetten. Zij konden dan onder de bruggen door via de vaarsloot hun percelen bereiken. Even voorbij de Hofweg (nabij Allemansgeest) werd de trekweg verlegd naar de westzijde van de Vliet. Daar was een schouw (een platbodem) om paard en jager (ruiter) naar de overkant over te zetten.

In 1636 was de officiële ingebruikname. De tocht Delft-Leiden (en omgekeerd) duurde 3 uur. Met in het eerste jaar al 500 passagiers per dag was het een enorm succes. De kosten werden terugverdiend via tolheffing. Er was een strikte dienstregeling met acht afvaarten per dag. Dat was een heel verschil met de beurtveren (zeilschepen, afhankelijk van de wind), die vaak maar twee keer per week voeren.

 Wat heeft de aanleg voor Voorschoten betekend? Natuurlijk leidde de nieuwe trekvaart tot chagrijn bij de boeren, die meer moeite moesten doen om de Vliet over te steken, maar de reguliere diensten brachten ook meer bezoekers en handel. Je kon sneller en comfortabeler naar de steden voor zaken of familiebezoek en de post werd sneller bezorgd.

Tot op de dag van vandaag is het jaagpad herkenbaar aan het fietspad aan de overkant van de Vliet. De afgeronde brugleuningen aan de Vlietzijde verwijzen naar de lijn tussen paard en schip die niet mocht blijven haken.


Bronnen

Martine van der Wielen-de Goede, De nieuwe trekweg langs de Vliet. Het jaagpad van Leiden tot de Leidschendam en de trekschuitdiensten naar Delft en Den Haag 1636-1638, Leiden 2007

trekvaart bij betlhehem 18e eeuw lei001024063
Gezicht op de Vliet met het Delftse Jaagpad en de Jaagbrug (links) en het gebouw ‘Bethlehem’ (rechts) tussen Allemansgeest en de ingang van de Kerksloot. Voor het gebouw ligt een vrachtschip afgemeerd. Tekening in O.I.inkt., 18de eeuw.

garallemansgeest
Zicht op veerplaats Allemansgeest.

pa050641
Commissarishuis aan de oostzijde van de Vliet met de wapens van Leiden en Delft. Hier werden paard en trekschuit naar de overkant gezet waar het jaagpad verder ging aan de westzijde van het Vliet. Foto: J. Koopstra


Bruggetje in het voormalige jaagpad, met de afgeronde leuning aan de Vlietkant. Foto: J. Koopstra